maakte fijn
- Geluid: maakte fijn (hulp, bestand)
- maak·te fijn
vervoeging van |
---|
fijnmaken |
maakte fijn
- enkelvoud verleden tijd van fijnmaken
- Ik maakte fijn.
- Jij maakte fijn.
- Hij, zij, het maakte fijn.
- Ik maakte fijn.
- Het woord maakte fijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.