Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maak·te fijn
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
fijnmaken

maakte fijn

  1. enkelvoud verleden tijd van fijnmaken
    • Ik maakte fijn. 
    • Jij maakte fijn. 
    • Hij, zij, het maakte fijn. 


Gangbaarheid