luisterden af
- Geluid: luisterden af (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlœystərdə(n) ˈɑf / (4 lettergrepen)
- luis·ter·den af
- uit luisterden (werkwoord) en af (bijwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
vervoeging van |
---|
afluisteren |
luisterden (…) af
- meervoud verleden tijd van afluisteren
- Wij luisterden af.
- Jullie luisterden af.
- Zij luisterden af.
- Wij luisterden af.
- Het woord luisterden af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.