luidden uit
- Geluid: luidden uit (hulp, bestand)
- luid·den uit
vervoeging van |
---|
uitluiden |
luidden (...) uit
- meervoud verleden tijd van uitluiden
- Wij luidden uit.
- Jullie luidden uit.
- Zij luidden uit.
- Wij luidden uit.
- Het woord luidden uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.