Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • luid·den uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitluiden

luidden (...) uit

  1. meervoud verleden tijd van uitluiden
    • Wij luidden uit. 
    • Jullie luidden uit. 
    • Zij luidden uit. 

Gangbaarheid