Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lon·ge·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
longeren
longeerde
gelongeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

longeren

  1. overgankelijk (paardrijden) een paard aan een lijn, of longe, in een cirkel laten lopen

Gangbaarheid

Verwijzingen