loenen
- loe·nen
loenen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
loenen |
loende |
geloend |
zwak -d | volledig |
- iets als aangenaam ervaren
- Het loent hem.
- Het woord loenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.