Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
livestock -

Zelfstandig naamwoord

livestock

  1. (veeteelt) (economie) vee, veestapel (als economisch goed)
  2. (verouderd) ongedierte in het menselijk lichaam
Schrijfwijzen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Amerikanen;
100 % van de Britten.[3]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron livestock in: Merriam-Webster Dictionary op Merriam-Webster.com
  2.   Weblink bron live stock, ˈlive-stock in: Oxford English Dictionary, second edition (1989) op oed.com
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be