Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontwikkeld uit Middelengels catel, catil (in verschillende spellingsvarianten), ontleend aan Anglo-Normandisch catel “persoonlijke bezittingen”, uit noordelijk Oudfrans, Picardisch catel (verwant aan mod. Frans cheptel), aangetroffen sinds de 13e eeuw. [1] [2]
enkelvoud meervoud
cattle cattle

Zelfstandig naamwoord

cattle

  1. (economie), (verouderd) vermogen, persoonlijke bezittingen
    1. (economie), (verouderd) kapitaal
  2. (veeteelt) rundvee, vee (ook van geiten, schapen)
  3. (pejoratief) (volgzame) groep mensen

Gangbaarheid

100 % van de Amerikanen;
100 % van de Britten.[3]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron cattle in: Merriam-Webster Dictionary op Merriam-Webster.com
  2.   Weblink bron cattle, n in: Oxford English Dictionary, second edition (1989) op oed.com
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be