• lint·jes·knip·per
enkelvoud meervoud
naamwoord lintjesknipper
verkleinwoord

de lintjesknipperm

  1. (pejoratief) iemand in een hoge functie die geen nuttig werk verricht
     'Wat voor lul-de-behanger denkt die Becker wel dat hij is!' tierde Benson. 'Dertig miljard eist die lintjesknipper, die juridische bloedzuiger... parasiteren op andermans zuurverdiende centen, dat is het enige wat die klote letseladvocaten kunnen!' tierde Benson.[1]
  2. iemand die lintjes doorknipt