• lik·te
vervoeging van
likken

likte

  1. enkelvoud verleden tijd van likken
    • Ik likte. 
    • Jij likte. 
    • Hij, zij, het likte. 


  • lik·te
Naar frequentie 725
Bijvoeglijk naamwoord 1:

likte, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van like

likte, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van like
Bijvoeglijk naamwoord 2:

likte, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van like

likte, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van like
Werkwoord 1:

likte

  1. verleden tijd van like
Werkwoord 2:

likte

  1. verleden tijd van like


  • lik·te

likte

  1. verleden tijd van lika

likte

  1. verleden tijd van like