Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lijf in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inlijven

lijf in

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inlijven
    • Ik lijf in. 
  2. gebiedende wijs van inlijven
    • Lijf in! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inlijven
    • Lijf je in? 


Gangbaarheid