Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ligt voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorliggen

ligt (…) voor

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorliggen
    • Jij ligt voor. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorliggen
    • Hij ligt voor. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van voorliggen
    • Ligt voor! 

Gangbaarheid