• li·ga·tuur
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afkorting, combinatie van letters’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1567 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ligatuur ligaturen
verkleinwoord ligatuurtje ligatuurtjes

de ligatuurv

  1. (taalkunde) een diakritisch teken dat gevormd is door twee of meer lettervormen in één vorm te schrijven of te drukken.
    • De ß, æ, Æ, œ, Œ, ij en IJ zijn een voorbeeld van een ligatuur. 
38 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[2]