liepen uiteen
- Geluid: liepen uiteen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlipə(n) œytˈen / (4 lettergrepen)
- lie·pen uit·een
vervoeging van |
---|
uiteenlopen |
liepen (…) uiteen
- meervoud verleden tijd van uiteenlopen
- Wij liepen uiteen.
- Jullie liepen uiteen.
- Zij liepen uiteen.
- Wij liepen uiteen.
- Het woord liepen uiteen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.