• uit·een·lo·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uiteenlopen
liep uiteen
uiteengelopen
klasse 7 volledig

uiteenlopen

  1. ergatief zich in verschillende richting bewegen
    • Beider standpunten waren echter te veel uiteengelopen. 
  2. absoluut verschillend zijn
    • Hij legt uit dat de levensopvattingen van de Han-Chinezen en Tibetanen altijd ver uiteengelopen hebben. 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be