• les·ni·veau
enkelvoud meervoud
naamwoord lesniveau lesniveaus
verkleinwoord

de lesniveaum

  1. (onderwijs) moeilijkheidsgraad van een les of cursus
    • Samsom publiceerde zaterdag het essay De Nieuwe School. Daarin doet hij uit de doeken hoe het onderwijs er in de toekomst in Nederland uit moet zien. Zo moeten leerkrachten meer tijd krijgen om lessen voor te bereiden en kinderen zouden vanaf hun tweede al spelenderwijs moeten leren. De basisschool zou meer lesuren moeten kunnen geven en op de middelbare scholen moeten meerdere lesniveaus worden aangeboden. [1] 
    • Met de toestroom van arbeiders wilde het in die beginjaren niet erg lukken, omdat het lesniveau te hoog was. Het waren vooral middenstanders en vrouwen die naar de VU kwamen. „Meer nog dan in de verheffing van de arbeider speelt de VU in die tijd een rol in de emancipatie van de vrouw”, is de conclusie in het boek. [2] 
    • Maar het lesniveau was tenminste hoger, Bruggemann werd op zijn verantwoordelijkheid aangesproken, kreeg meer zelfvertrouwen en sociale contacten. [3] 
  2. de dagelijkse praktijk van het lesgeven
    • De woorden van de Engelse schoolleider doen mij de vraag stellen of dit type inzichten nu merkbaar hebben doorgewerkt op lesniveau. We hebben elkaar binnen en buiten school nodig om én op visieniveau én op praktisch niveau verder te komen. [4] 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]
  1. De Telegraaf 09 mei 2016 'PvdA moet niet schrijven, maar plan indienen'
  2. NRC Willem Pekelder 23 december 2017 Directeur Ida
  3. Het Parool 25 MAART 2009 Hoger lesniveau helpt bij handicap
  4. Reformatorisch Dagblad 02-09-2011 Verder met christelijke onderwijsvisie én vertaling naar de praktijk
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be