lensmann
- lens·mann
- Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord lénsmaðr
- Samenstelling van de Noorse zelfstandige naamwoorden len en mann met het invoegsel -s-
Naar frequentie | 30437 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | lensmann | lensmannen | lensmenn | lensmennene |
genitief | lensmanns | lensmannens | lensmenns | lensmennenes |
lensmann, m
- (historisch) drossaard, drost, landdrost
- (historisch) ambtmann, leenmann (het hoofd van een ambtsgebied of leen)
- lens·mann
- Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord lénsmaðr
- Samenstelling van de Nynorske zelfstandige naamwoorden len en mann met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | lensmann | lensmannen | lensmenn | lensmennene |
lensmann, m
- (historisch) drossaard, drost, landdrost
- (historisch) ambtmann, leenmann (het hoofd van een ambtsgebied of leen)