lekkertje
- lek·ker·tje
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lekkertje | lekkertjes |
verkleinwoord |
het lekkertje o
- een aantrekkelijke jongedame of heer
- Hij wilde het lekkertje zoenen, maar ze was er niet van gediend en gaf hem een pets.
- Maar zelfs zij begon uit het niets over het ‘Portugese lekkertje’ . Met z’n onweerstaanbare lichaam en goede kop. Ze was totaal vergeten dat er nog 21 andere spelers op het veld stonden in de wedstrijd tegen Nederland. Oprechte teleurstelling als hij niet aan de bal was. [2]
- Het woord lekkertje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lekkertje" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Tim de Wit 21 juni 2012
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be