leidekken
- lei·dek·ken
- samenstelling van lei zn en dekken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
leidekken |
- |
geleidekt leigedekt |
onvolledig |
leidekken
- overgankelijk voorzien van een leistenen dak
- Zij waren aan het leidekken.
- Een wonder dat hij nog een vak leerde, leidekken, och, och, ook al 'n vak, waarvan als je 't goed beziet, niks overblijft. [1]
- De onbepaalde wijs wordt voornamelijk naamwoordelijk gebruikt. Bijvoeglijk komt voornamelijk leigedekt voor, in samengestelde tijd komt een enkele keer geleidekt voor.
- Het woord 'leidekken' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Dalen, M. vanVan de zelfkant der samenleving. in: De Gids. jrg. 67 nr. 3 (1903) P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam; p. 220; geraadpleegd 2016-01-13