• lei·dek·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
leidekken
-
geleidekt
leigedekt
onvolledig

leidekken

  1. overgankelijk voorzien van een leistenen dak
    • Zij waren aan het leidekken. 
    • Een wonder dat hij nog een vak leerde, leidekken, och, och, ook al 'n vak, waarvan als je 't goed beziet, niks overblijft. [1]
  • De onbepaalde wijs wordt voornamelijk naamwoordelijk gebruikt. Bijvoeglijk komt voornamelijk leigedekt voor, in samengestelde tijd komt een enkele keer geleidekt voor.