• legt vast
vervoeging van
vastleggen

legt (…) vast

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastleggen
    • Jij legt vast. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastleggen
    • Hij legt vast. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vastleggen
    • Legt vast!