leghorn
- leg·horn
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘hoendervogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1905 [1]
- van het Engelse Leghorn, eigenlijk de naam van de Italiaanse havenstad Livorno, dat in de 16e en 17e eeuw Legorno heette [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leghorn | leghorns |
verkleinwoord | - | - |
de leghorn m
- (landbouw) oorspronkelijk Italiaans kippenras van witte kippen die uitstekend leggen
- Het woord leghorn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leghorn" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
33 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "leghorn" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ leghorn op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be