Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·ga·to
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘gebonden, vloeiend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1795 [1] [2]

Bijwoord

legato [3]

  1. (muziek) gebonden, vloeiend (De muzieknoten worden zo gespeeld of gezongen dat ze in elkaar overlopen, of naadloos aaneengelast klinken)
Vertalingen

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen