Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lees·baar·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leesbaarheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de leesbaarheidv

  1. (media) de mate waarin een tekst begrijpelijk is voor de lezer.
    • De leesbaarheid van de Franse filosoof was zeer slecht. 
  2. de mate waarin een handschrift begrijpelijk is voor de lezer
    • De leesbaarheid van het handschrift van de lerares was zeer goed. 

Meer informatie

Gangbaarheid