• leeg·te
  • In de betekenis van ‘het leeg-zijn’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • Afgeleid van leeg met het achtervoegsel -te
enkelvoud meervoud
naamwoord leegte leegtes
leegten
verkleinwoord - -

de leegtev

  1. het leeg en verlaten zijn
    • De Vallei van Verlatenheid bij Graaff-Reinet is vooral indrukwekkend door het enorme gevoel van leegte die men er ervaart. 
     Zou zij dezelfde leegte voelen die ik nu ook voelde? Ik gaf de telefoon terug aan de barman, rekende af en liet de rest van mijn lunch staan.[2]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]