Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·zer·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aflazeren

lazerde (…) af

  1. enkelvoud verleden tijd van aflazeren
    • Ik lazerde af. 
    • Jij lazerde af. 
    • Hij, zij, het lazerde af. 

Gangbaarheid