lavish
- Geluid: lavish (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /ˈlævɪʃ/
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to lavish |
he/she/it | lavishes |
verleden tijd | lavished |
voltooid deelwoord |
lavished |
onvoltooid deelwoord |
lavishing |
gebiedende wijs | lavish |
lavish
- overgankelijk verkwisten, verspillen
- overgankelijk rijkelijk, met gulle hand uitdelen
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
lavish | more lavish | most lavish |
lavish
- kwistig, overdadig, overvloedig
- «They received a lavish bonus.»
- Ze ontvingen een overdadige bonus.
- «They received a lavish bonus.»
- spilziek