laswerk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- las·werk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van las ww en werk [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | laswerk | laswerken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het laswerk o
- werkstuk gemaakt door lassen
- Lasser Bryce Boon is er al drie weken fulltime mee bezig: ,,De doorgeroeste, ingeteerde gaten in het plaatwerk worden uitgevuld met laswerk en weer vlakgeslepen. Het slijpen is het meeste werk. Ik verwacht het nu binnen een week af te hebben, dan heb ik er in totaal vier weken aan gewerkt. Daarna volgen de herstelwerkzaamheden voor de kimkiel aan de rechterzijde van de scheepsromp nog.”[2]
Gangbaarheid
- Het woord laswerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "laswerk" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Enzo van Steenbergen John van Hamond 9 februari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be