laste
- las·te
vervoeging van |
---|
lassen |
laste
- enkelvoud verleden tijd van lassen
- Ik laste.
- Jij laste.
- Hij, zij, het laste.
- Ik laste.
laste
- datief mannelijk van last, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
- te zijnen laste (haren, mijnen etc.)
- ten laste leggen
- ten laste van
- Het woord laste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "laste" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be