landerigheid
- lan·de·rig·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | landerigheid | landerigheden |
verkleinwoord |
de landerigheid v
- zonder energie zijn en je somber voelen
- Zelfs rasuitslapers zullen op een gegeven moment een ochtendmens worden, eigenlijk vooral omdat ze beseffen dat ze minder ochtenden in het verschiet hebben dan dat ze al hebben meegemaakt. Meegemaakt, maar niet geapprecieerd. Want doorheen geslapen. Om twaalf uur opgestaan, om de rest van de dag in landerigheid door te brengen. Ochtenden en vergezichten zijn allebei een acquired taste. Kinderen begrijpen de schoonheid er niet van, bejaarden leven ervoor. [2]
- Het woord landerigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Paulien Cornelisse 28 mei 2016