• lam·me
enkelvoud meervoud
naamwoord lamme lammen
verkleinwoord lammetje lammetjes

de lammev / m

  1. iemand die verlamd is
    • Voor de ingang zat een lamme te bedelen. 

lamme

  1. verbogen vorm van de stellende trap van lam
92 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be