• lach af
vervoeging van
aflachen

lach (...) af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aflachen
    • Ik lach af. 
  2. gebiedende wijs van aflachen
    • Lach af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aflachen
    • Lach je af?