• lab·be·kak
  • Samenstelling van labben "leuteren" en kak waarvan de herkomst onzeker is; mogelijk is dit hetzelfde woord als kak (hier in een figuurlijke betekenis). Een andere mogelijkheid is dat het gaat om de werkwoordsstam -kaek, van een werkwoord dat samenhangt met kakelen. [1] In de betekenis van ‘vreesachtig persoon’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1620 [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord labbekak labbekakken
verkleinwoord labbekakje labbekakjes

de labbekakm

  1. (scheldwoord) lafaard, flauwerd, flauwerik; iemand die tot niets komt, waardeloos persoon
    • Die man wordt vaak een labbekak genoemd. 
63 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[3]