Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • laag·ge·prijsd
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen laaggeprijsd
verbogen laaggeprijsde
partitief laaggeprijsds

Bijvoeglijk naamwoord

laaggeprijsd

  1. een laag aankoopbedrag hebbend, niet duur zijnd
    • De winkel had tijdelijk een laaggeprijsd assortiment schoenen. 

Gangbaarheid