• la·ï·cis·me
  • uit het Engels met het achtervoegsel -isme[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord laïcisme
verkleinwoord

het laïcismeo

  1. de leer die een scheiding van religie en kerk voorstaat
     Kijk, als politici de wereld van religie af willen helpen, dan is dat niet anders, maar misbruik daar het principe van de scheiding van kerk en staat niet voor. Het principe van de scheiding van kerk en staat juist haaks op deze laïcistische politiek.[2]
     De eerste reden voor het verbod is de sterke scheiding tussen kerk en staat; in Frankrijk ook wel laïcisme genoemd. Het laïcisme is nog steeds van invloed op het dagelijks leven in Frankrijk, in de vorm van een sterke overtuiging dat religie en geloof geen invloed mogen uitoefenen op de maatschappij.[3]
  2. het streven om de invloed van leken in de kerk te laten toenemen ten koste van de geestelijkheid
40 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Wouter Beekers
    “'Gemeente: maak geen misbruik van scheiding kerk en staat'” (11 mei 2017), Het Parool
  3.   Weblink bron “Boerkini-verbod in Frankrijk komt niet heel onverwacht” (17-08-2016), NOS
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be