• kwis·pel·le·zen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kwispellezen
-
-
onvolledig

kwispellezen

  1. voorlezen door kinderen met taalproblemen aan daarvoor getrainde hond om zo een leesstimulans te krijgen
    • Bijna vijftig kinderen hebben nu aan het kwispellezen meegedaan, de resultaten zijn helder: ze hebben er vrijwel allemaal baat bij. [1]