kursaal te Scheveningen
  • kur·saal
  • uit het Duits
enkelvoud meervoud
naamwoord kursaal kursalen
verkleinwoord

de kursaalv / m, het kursaalo

  1. een gebouw met een of meer zalen in een badplaats of kuuroord
    • Zo ging het gezelschap naar de Venetiaanse Gaanderijen, de waterplas voor het Kursaal van het casino van Oostende, het schip de Mercator en de Dominicanenkerk, waar onder meer werken van Michaël Borremans, Luc Tuymans en Michael Fliri te zien zijn. [1] 
    • Toen heb ik hen de details van het casino Kursaal doorgegeven en hen gezegd dat ze maar naar hier moesten komen”, aldus Serry tegen de Belgische krant. [2] 
  2. een van de zalen van een kurhaus
    • Stadtkapelle Bad Bentheim houdt op zondag 27 april om 19 uur in de Kursaal van het Kurhaus in samenwerking met het Oldenzaals gemengd koor 'Vocal Essen' een voorjaarsconcert. [3] 
29 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]