kruiswoordpuzzelaar

  • kruis·woord·puz·ze·laar
enkelvoud meervoud
naamwoord kruiswoordpuzzelaar kruiswoordpuzzelaars
verkleinwoord kruiswoordpuzzelaartje kruiswoordpuzzelaartjes

de kruiswoordpuzzelaarm

  1. (spel) een puzzelaar die kruiswoordpuzzels maakt.
    • De kruiswoordpuzzelaar deed mee aan een puzzelwedstrijd.