kroezelen
- kroe·ze·len
kroezelen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kroezelen |
kroezelde |
gekroezeld |
zwak -d | volledig |
- krullen, kroezen
- Bosjes kroezelen langs de weg die kronkelt, donzen als donker schuim uit de diepte omhoog. [3]
- Het woord kroezelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kroezelen" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ kroezelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ (1962)–Felix Rutten Toskane. Druivenland
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be