kringen
- krin·gen
- van kring; zie ook Middelnederlands cringen "zich draaien"
de kringen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kring
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kringen |
kringde |
gekringd |
zwak -d | volledig |
kringen
- Het woord kringen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kringen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be