Chara globularis
  • krans·wie·ren

de kranswierenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kranswier
     Het water in de plassen was zo troebel geworden, dat men de laatste kranswieren niet eens meer kon zien, maar ze alleen nog met een sleepanker of bodemhapper kon opvissen.[2]
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (algen) benaming voor soorten wier die behoren tot de Charophyta  
     Voorafgaand aan de excursie verzorgt algoloog dr. Jan Simons een lezing over de kranswieren, die in het voedselrijke en heldere water van het meer ruim vertegenwoordigd zijn.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Marion de Boo
    “Planten in het nat” (22 februari 1996) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron “En verder” (1 september 2005) op nrc.nl