[2] Een kransje (geschilderd door Wilhelm Schreuer)
  • krans·je
[2], [3] enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord kransje kransjes

het kransjeo het kransjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord krans
  2. dim. tant. bijeenkomst van dames die met elkaar de stand van zaken bespreken
  3. dim. tant.(voeding) kransvormig koekje
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be