kraamhotel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kraamhotel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- kraam·ho·tel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kraam ww en hotel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kraamhotel | kraamhotels |
verkleinwoord | kraamhotelletje | kraamhotelletjes |
Zelfstandig naamwoord
het kraamhotel o
- (medisch) instelling waar een vrouw die niet thuis kan of wil bevallen, met haar verloskundige terechtkan voor de bevalling
Gangbaarheid
- Het woord 'kraamhotel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.