Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kraam·ho·tel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kraamhotel kraamhotels
verkleinwoord kraamhotelletje kraamhotelletjes

Zelfstandig naamwoord

het kraamhotelo

  1. (medisch) instelling waar een vrouw die niet thuis kan of wil bevallen, met haar verloskundige terechtkan voor de bevalling

Gangbaarheid