Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kop·pel·de los
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
loskoppelen

koppelde los

  1. enkelvoud verleden tijd van loskoppelen
    • Ik koppelde los. 
    • Jij koppelde los. 
    • Hij, zij, het koppelde los. 


Gangbaarheid