Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kookt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afkoken

kookt (…) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkoken
    • Jij kookt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afkoken
    • Hij kookt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afkoken
    • Kookt af! 

Gangbaarheid