• ko·ning schie·ten

vaste verbinding van koning (zelfstandig naamwoord) en schieten (werkwoord)

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
koning schieten
schoot koning
koning geschoten
klasse 2 volledig
  1. (folklore) bij het koningschieten de beslissende laatste treffer schieten, waardoor men binnen het gilde de eretitel koning mag dragen
    • Tom schiet koning in Kekerdom, net als opa 60 jaar terug [1]
  • De frase koning schieten en het werkwoord koningschieten hebben betrekking op dezelfde traditie, maar er is een belangrijk verschil in betekenis: er kunnen velen koningschieten, daarvan kan er maar één koning schieten. Het werkwoord koningschieten kent geen persoonsvormen, de frase koning schieten kan wel worden vervoegd.