• kom te·gen
vervoeging van
tegenkomen

kom tegen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegenkomen
    • Ik kom tegen. 
  2. gebiedende wijs van tegenkomen
    • Kom tegen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegenkomen
    • Kom je tegen?