kokervorm
- ko·ker·vorm
- samenstelling van koker en vorm
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kokervorm | kokervormen |
verkleinwoord | kokervormpje | kokervormpjes |
de kokervorm m
- de vorm van een koker hebbend
- De tube tandpasta had een kokervorm.
- Het woord 'kokervorm' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.