koekeloeren
- Geluid: koekeloeren (hulp, bestand)
- koe·ke·loe·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
koekeloeren |
koekeloerde |
gekoekeloerd |
zwak -d | volledig |
koekeloeren
- inergatief aandachtig kijken of bespieden
- Ze zaten in een vogelhut te koekeloeren naar een groepje kanoetstrandlopers.
- gluren
1.
- Het woord koekeloeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "koekeloeren" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "koekeloeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ koekeloeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be