• koef·noen·tjes

de koefnoentjesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord koefnoentje

de koefnoentjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord koefnoen
    • Het is mooi, als je bij zon debuut in totaal tweeduizend mensen in de zaal krijgt — en daar zijn dan nog minstens duizend koefnoentjes bij... [2]