knoert
- knoert
- In de betekenis van ‘harde slag’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1961 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knoert | knoerten |
verkleinwoord | knoertje | knoertjes |
de knoert m
- iets bijzonder groots en opvallends
- Wat een knoert van een fout was dat, zeg!
- Het woord knoert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knoert" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "knoert" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be