• knoei
enkelvoud meervoud
naamwoord knoei -
verkleinwoord - -

de knoeim

  1. ongewenste toestand als gevolg van menselijk toedoen
     Geruchten over het alcoholisme van Gift Of Gab -waarover hij meesterlijke gerapt heeft -gingen rondzingen en de woordkunstenaar bleek volgens insiders inderdaad weer danig in de knoei.[1]
  • in de knoei
  • in de knoei komen
    problemen krijgen
 De damestoiletten zijn ruim, zodat vrouwen niet in de knoei komen met hun grote gewaden.[2]
  • in de knoei raken
    in ernstige problemen belanden
 In de eerste helft al maakte hij 21 punten en kreeg in totaal drie applauswissels van zijn coach. Geen wonder ook, want zonder Johnson's inspiratie zou de landskampioen behoorlijk in de knoei zijn geraakt.[3]
  • in de knoei zitten
    ernstige problemen hebben
 Zowel zijn moeder als zijn vader zag het eerste eindexamen van de familie dichterbij komen, dus hij zat vreselijk in de knoei.[4]
vervoeging van
knoeien

knoei

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knoeien
    • Ik knoei. 
  2. gebiedende wijs van knoeien
    • Knoei! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knoeien
    • Knoei je? 
     Ik spetter met saus de keuken onder en ik knoei op mijn shirt; dat gaat er niet meer uit.[5]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]
  1.   Weblink bron
    Nanne Tepper
    “Luisteren” (4 mei 2002) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Susan Nortier
    “Afscheid van de dode met eigen rituelen” (6 februari 2020) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Joop Vernooy
    “Basketbalploeg van Den Bosch op tijd hersteld” (3 april 1986) op nrc.nl  
  4. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  5.   Weblink bron
    Mark Scholz
    “Een Dag Uit Mijn Leven (de musical)” (16 februari 2010) op nrc.nl  
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be